Pheidole pallidula ook wel dikkopmier of groothoofdmier zijn kleine, maar zeer agressieve miertjes. Ze verdedigen hun territorium fel en reageren zeer snel op aangeboden voedsel. Als de kolonie iets groter is, worden al snel soldaten gemaakt. Deze mieren hebben enorme koppen (vandaar de naam “groothoofdmier”) en worden ingezet om het nest te verdedigen tegen vijanden en om grotere prooien het nest in te slepen. Ze eten zowel zoetstof als dode insecten, wanneer eten ontdekt wordt zullen ze snel met een grote groep werksters en soldaten naar buiten stormen. Bij warmere temperaturen legt de koningin veel eitjes. Een kolonie groothoofdmieren kan daardoor binnen enkele jaren uitgroeien tot wel 10.000 individuen. Deze kolonies zijn overigens nog steeds relatief goed te huisvesten, aangezien de miertjes zelf niet heel groot zijn. Let wel op! Doordat ze zo klein zijn, zijn het meesters in ontsnapping. Zorg dus dat ze altijd in een afgesloten nest zitten.
Details
Afmetingen
Koningin: 7-8 mm
Werksters: 2-4 mm
Soldaten: 5-6 mm
Kolonie samenstelling
Koningin: Monogyn, één koningin per kolonie
Kolonie: tot ongeveer 30.000 werksters
Temperatuur
Optimaal: 21°C tot 28°C
Winterrust: niet noodzakelijk, eventueel rond de 15°C vanaf eind november tot begin maart
Voedsel
Suikerbron: bijvoorbeeld honing, schenkstroop, suikerwater, honingdauw
Eiwitbron: insecten zoals bijvoorbeeld fruitvliegen, vliegen, krekels, muggen, etc.
Zaden: Deze soort kan ook (kleine) zaden gevoerd worden.
Ontwikkeling
De ontwikkeling van eitje tot mier is sterk afhankelijk van temperatuur. Bij deze soort duurt het ongeveer 3 tot 5 weken:
Eitje tot larve: 7 tot 12 dagen
Larve tot pop: 5 tot 10 dagen
Pop tot werkster: 10 tot 15 dagen
Verwachtte groei (bij optimale omstandigheden)
Jaar 1: 200 tot 500 werksters
Jaar 2: 500 tot 1.000 werksters
Jaar 3: 1.000 tot 5.000 werksters
Jaar 4: 5.000 tot 15.000 werksters
Jaar 5: 15.000 tot 25.000 werksters
Maximaal: 30.000 werksters