Camponotus truncatus of portier mier is een zeldzame soort voor Europe. Ze komen voor in Centraal-Europe en Azië, zijn lastig te vinden door hun onopvallende levenswijze. Een kolonie is monogyn en heeft dus maar één koningin in een nest. Ze bouwen hun nest normaal in dood hout. Hierin maken ze kleine ingangen waarbij een bijzondere bouw van pas komt. De grotere werksters van deze soort hebben een speciaal ontwikkeld voorhoofd. De voorkant van de kop is plat, waarmee ze de ingang van het nest volledig kunnen afsluiten. Hierdoor kunnen vijanden het nest onmogelijk binnen dringen. Vandaar ook de naam “portier mier”. Een hele aantrekkelijke soort die niet veel ruimte in neemt.
Details
Afmetingen
Koningin: 6-7 mm
Werksters: 4-9 mm, de grotere werksters hebben een platte kop.
Kolonie samenstelling
Koningin: Monogyn, één koningin per kolonie
Kolonie: tot ongeveer 500 werksters
Temperatuur
Optimaal: 20°C tot 25°C
Winterrust: ja, bij 5°C tot 8°C van oktober tot maart
Voedsel
Suikerbron: bijvoorbeeld honing, schenkstroop, suikerwater, honingdauw
Eiwitbron: insecten zoals bijvoorbeeld fruitvliegen, vliegen, krekels, muggen, etc.
Ontwikkeling
De ontwikkeling van eitje tot mier is sterk afhankelijk van temperatuur. Bij deze soort duurt het ongeveer 6 tot 10 weken:
Eitje tot larve: 10 tot 16 dagen
Larve tot pop: 10 tot 14 dagen
Pop tot werkster: 10 tot 24 dagen
Verwachtte groei (bij optimale omstandigheden)
Jaar 1: 1 tot 5 werksters
Jaar 2: 5 tot 10 werksters
Jaar 3: 10 tot 30 werksters
Jaar 4: 30 tot 100 werksters
Jaar 5: 100 tot 250 werksters
Maximaal: 500 werksters