6 maart 2022

Camponotus albosparsus

Mieren van Camponotus albosparsus komen van nature voor in Zuidoost-Azië en India. Het is een wat kleinere soort reuzenmier. Doordat ze wat kleiner zijn groeit een kolonie relatief snel. Daarnaast zijn het hele actieve en snelle mieren. Een plezier om naar te kijken! Deze tropische soort doet het uitermate goed bij warme temperaturen met een luchtvochtigheid van rond de 50-70% in het nestgedeelte. Ze zijn het hele jaar door actief, waardoor kolonies continue door groeien. Omdat een kolonie maximaal rond de 1000 werksters heeft, is een volwassen kolonie heel goed in gevangenschap te houden. De koningin kan wel 25 jaar oud worden en staat dus garant voor vele jaren plezier van de mieren hobby.

Details

Afmetingen
Koningin: 9-11 mm
Werksters: 5-8 mm (minors en majors aanwezig)

Kolonie samenstelling
Koningin: Monogyn, één koningin per kolonie
Kolonie: tot ongeveer 1.000 werksters

Temperatuur
Optimaal: 24°C tot 28°C
Winterrust: nee

Voedsel
Suikerbron: bijvoorbeeld honing, schenkstroop, suikerwater, honingdauw
Eiwitbron: insecten zoals bijvoorbeeld fruitvliegen, vliegen, krekels, muggen, etc.

Ontwikkeling
De ontwikkeling van eitje tot mier is sterk afhankelijk van temperatuur. Bij deze soort duurt het ongeveer 4 tot 6 weken:
Eitje tot larve: 8 tot 10 dagen
Larve tot pop: 10 tot 14 dagen
Pop tot werkster: 10 tot 14 dagen

Verwachtte groei (bij optimale omstandigheden)
Jaar 1: 20 tot 50 werksters
Jaar 2: 50 tot 300 werksters
Jaar 3: 300 tot 1.000 werksters
Maximaal: ongeveer 1.000 werksters